• Stadsschouwburg Utrecht, Jan Kramer, Zichtlijn 8, december 1989

    De Stadsschouwburg in Utrecht, van de architect Dudok, werd in 1941 geopend. In het gedenkboek van 1954 over Dudok treft men de schouwburg in de reeks van bouwwerken aan tussen het crematorium van Westerveld en het kantoorgebouw van de Hoogovens in Velsen.

    “Wat aan zijn scholen, aan zijn raadhuis aan zijn schouwburg te Utrecht, …, zulk een bijzonder karakter verleent, is juist hun functioneel karakter”, schrijft Garmt Stuiveling in zijn voorwoord, en verderop: “De zakelijke oplossing welke de architect vond, waardoor een statige en feestelijke toegang tot de schouwburgzaal op gelukkige wijze werd gecombineerd met een zeer ruime vestiaire, leidde vanzelf tot een ritme van ruimten waardoor de bezoeker vanaf de ingang van het gebouw tot op zijn zitplaats een climax ondergaat van feestelijke gevoelens”.

    En er was een toneel, met een breedte van ca. 19 m, een diepte van 18 m en een toneelopening van ca. 11 m en zelfs nog een zijtoneel van 9 bij 10 m. Voor die tijd niet slecht, een moderne schouwburg.

    Verbouwing
    Na (bijna) 50 jaar is er veel gebeurd: een ‘Blauwe Zaal’, een royale expeditie, waar de vrachtauto inrijdt; lichtorgels, geluidsapparatuur, kantoren, buffetten, stoffering, serviezen, …

    Maar nog steeds een toneel van 19 m breed, 18 m diep, en een toneelopening van 11 m. En dat is nu veel te groot voor een servet en te klein voor tafellaken. “Vroeger wilden de toneelgezelschappen nog wel eens inschikken met de decors, maar er zijn nu op tal van plaatsen in Nederland”, zo lezen wij in de inleiding bij het verbouwingsplan, “betere accommodaties gekomen, en niet alleen in de Randstad”. En daarmee loopt de centrumplaats Utrecht goed achter.

    Daarom vraagt het bestuur van de Stadsschouwburg aan het architectenbureau Wouda om – in nauw overleg met de directeur – te onderzoeken of er mogelijkheden zijn de schouwburg zo te verbouwen dat de meeste voorstellingen er weer optimaal kunnen worden gebracht. “Tot onze aangename verrassing”, schrijft het bestuur aan het College van B & W van Utrecht, “blijkt dit heel wel mogelijk, zonder de fraaie architectuur van bouwmeester Dudok ernstig aan te tasten en binnen aanvaardbare financiële grenzen”. Bovendien is er een voor Nederland unieke constructie ontworpen die het mogelijk maakt om met een eenvoudige druk op de knop van de voorste veertien rijen in de zaal een scherp oplopende tribune te maken. “Hierin zou men in Utrecht in zekere zin toch kunnen komen tot de realisering van een middentheater in samenhang met bestaande accommodaties”. En er komt een vergroot toneel met een breedte van 27,5 m, een diepte van 18 m, en een toneelopening van 16 m. De hoogte tot de onderkant rollenzolder blijft ca. 18,5 m. De wens om de toneeltoren te verhogen met 5 m wordt slechts budgettair PM aangegeven en niet getekend.

    Toneel
    Bij dit verbouwingsplan worden de volgende delen van het gebouw aangepast: het toneel, de zaal, de foyer en de kantoren. De belangrijkste ingreep vindt plaats bij het raakvlak van toneel en zaal: de toneelopening. De toneelopening wordt verbreed tot 16 m met handhaving van de hoogte van ruim 8 m. De consequentie van dei keus is aan de toneelzijde van de opening een verbreding tot 27,5 m, inclusief de diepte van de trekkenwand. Een bruikbare maat. De diepte van het toneel blijft 18 m. De bouwmassa van het toneelhuis die iets smaller is dan die van de zaal komt nu royaal naar buiten en dat heeft de nodige gevolgen voor de omliggende ruimten.

    Het zijtoneel schuift mee naar buiten en wordt nog iets verbreed tot ruim 12 m. Aan de andere zijde worden de kleedkamers opgeschoven. Maar ook een deel van de benedenfoyer met de trap wordt geannexeerd.

    Om vooral op toneelniveau voldoende kleedkamers te hebben word het gebouw ook aan de singelzijde uitgebreid. Daardoor komt een verdieping lager, onder het toneel, ook ruimte voor een grotere artiestenfoyer. Op dat niveau ontstaat een heldere opzet met een carrévormige gang waaraan de kleedkamers, bergingen en trappen liggen. Een hefplateau met twee stopplaatsen om het (niet te voorkomen?) niveauverschil in die gang te overbruggen, geeft een goede verbinding met de expeditieruimte.

    De nooduitgang buitenom via de balkons over het water vanaf het kelderniveau levert in tegengestelde richting een rechtstreekse artiesteningang tot dicht bij de artiestenfoyer.

    De architect heeft door toevoeging van extra massa rondom de bredere toneeltoren een voldoende geleding in hoogte kunnen handhaven, waardoor de toren niet te overheersend is geworden. Een nieuwe toneelinstallatie, samen met de firma Stakebrand ontworpen, zal dit vernieuwde toneelhuis completeren. Stakebrand maakte overigens 50 jaar geleden ook de toneelinstallatie.

    Zaal
    De consequentie van de verbreding van de toneelopening aan de zaalzijde is het uitvlakken van de kromming van de zijwanden. Door de staalconstructies achter de niet-dragende zaalwanden is dit technisch geen probleem. In de plattegrond gezien lijkt in de bestaande opzet de overgang van zaalwand naar toneelopening vloeiender dan in het verbouwingsplan. Maar even belangrijk is de plaatsing van de toneelbelichting aan weerszijden van de toneelopening. Wellicht is het een met het ander te realiseren.

    Middentheater
    Een vondst is de oplossing voor het ‘middentheater’ in de Grote Zaal. Bepaalde voorstellingen vragen om een zaal met minder zitplaatsen die een optimale betrokkenheid met het podium garanderen. Dus niet met weinigen in een grote zaal, maar wel met veel in een kleine zaal. En dan nog in eenzelfde toneelaccommodatie. Wederom werd met de firma Stakebrand, die voor de constructie tekende, een oplossing gevonden.

    De eerste drie rijen stoelen zakken ca. 20 cm op de beweegbare vloer van de orkestbak. De vierde rij blijft op haar plaats. De overige driemaal drie rijen woerden door plunjers, aangedreven door elektromotoren, op hoogte gebracht (zie doorsnede). Om in de paden de hoogteverschillen te overwinnen zijn treden toegepast die in de vloerelementen kunnen worden geschoven. Door deze zaaltribunen krijgt het voorste deel van de zaal (378 plaatsen) een intiemer karakter met meer betrokkenheid en beter zicht op het 16 m brede toneel dan in de huidige situatie.

    Een bijkomend voordeel: bij een slecht bezochte voorstelling kan op een eenvoudige wijze de zaal (totaal 1012 plaatsen) worden aangepast aan het aantal bezoekers. De helling van zaaltribune en balkon zijn gelijk. Bij een toeloop op het laatste moment kan het balkon (268 plaatsen) worden opengesteld. Maar dan zit je wel achter een gapend gat tussen balkon en zaaltribune (“dan had u maar eerder kaartjes moeten kopen”).

    De toegangen en vluchtwegen van deze zaaltribune zijn vernuftig gerealiseerd. Er is ook een nieuwe regieruimte ontworpen: in het midden en hoog aan de achterzijde van het balkon. De enige plek om goed te zien. De plek voor goed horen zal wel een strijdpunt blijven.

    Voor een goede belichting zijn twee lichtbruggen in de zaal gedacht. In het zicht bij weinig, uit het zicht in een nieuw plafond bij veel beschikbare financiële middelen.

    Foyers en kantoren
    Ook hier zijn de nodige veranderingen uitgedacht. De bovenfoyer werd ontdaan van een tweetal kantoorruimten en hersteld in de oorspronkelijke situatie. In de kelder is een cateringkeuken en een extra koelcel ontworpen voor extra service bij ontvangsten en diners. Want een intensievere foyerverhuur geeft meer ruimte in het exploitatiebudget. In de kelder onder de ontvangstruimte zijn de ruimten efficiënter ingedeeld en ontsloten vanuit één rechte centrale gang ten behoeve van personeelsruimten en kantoren. De directiekamer is verplaatst naar de verkleinde voormalige artiestenfoyer (met dat balkonnetje) op de eerste verdieping.

    Nog een enkele kanttekening.

    Waarom is de toneelopening 16 m breed? O ja, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, … Spelen die bijzondere groepen voor dat middentheater ook op 16 meter? Hebben de 378 plaatsen dan nog allemaal goed zicht? En in de marge: de orkestbak kan met één toegang volstaan, maar behoeft nog wel één of twee uitgangen.

    Utrecht kan zich verheugen met de gedachten aan een vernieuwde schouwburg, 50 jaar na de opening. De plannen zijn er met een reële begroting. Het elan en de inzet vanuit de schouwburg zijn aanwezig. Burgemeester en Wethouders zien niets liever, maar… het geld. Sponsoring vanuit het bedrijfsleven en de burgerij zijn hard nodig.

    Eenieder helpe.

    Terug

LID WORDEN