• Nieuwe CAO Technische Organisatie Muziektheater, Frans van Haaren, Zichtlijn 12, augustus 1990

    Voor de oprichting van de Technische Organisatie Muziektheater (TOM) in 1986 was uiteraard een CAO noodzakelijk. Deze had als belangrijkste kenmerk dat de grenzen die de arbeidswet stelt ten aanzien van de arbeidstijden gehandhaafd zouden kunnen worden.

    Uitgangspunt voor die CAO was verder voornamelijk de bestaande werkwijze en functie-indeling bij de toenmalige Nederlandse Operastichting.

    Omdat ook toen erkend werd dat in het Muziektheater de werkwijze anders zou zijn, vooral ook voor de vroegere technici van Het Nationale Ballet, werd rekening gehouden met het feit dat een aantal zaken in relatie tot die CAO nog veranderd zou moeten worden.

    Na vier jaar ervaring in de praktijk kunnen de volgende conclusies getrokken worden. De CAO geeft een goede bescherming voor het werken in het Muziektheater zelf. De werkzaamheden zijn met de CAO in de hand redelijk goed te plannen. Ook de werkgevers kunnen derhalve tevreden zijn.

    Voor het werken buiten het MT, d.w.z. op reis met een voorstelling van De Nederlandse Opera of Het Nationale Ballet gaan er problemen ontstaan, waarin de CAO-regels het werken zoals dat in de praktijk van het reizen gaat belemmeren.

    De werkgevers hebben nu aangegeven de CAO geheel te willen verbouwen, o.a. om het knelpunt van het werken op reis op te lossen, maar ook om de functiestructuur en de daaraan gekoppelde salarisschalen te wijzigen. Al deze wijzigingen zullen in het nieuwe seizoen in bespreking gebracht worden om uiteindelijk te komen tot een gewijzigde CAO vanaf 1 augustus 1991.

    Intussen is er overeenstemming over de wijzigingen in de lopende CAO die ingaan per 1 augustus 1990. De eisen van werknemerszijde hadden vooral betrekking op het verzekeren van de risico’s die gelopen worden tijdens het werken op het toneel van het MT met zware en grote decors en veel elektrisch bestuurde mechanische apparatuur (trekken, heftonelen). Aansluitend daarop worden veel belang gehecht aan het verlengen van de bovenwettelijke termijn voor aanvulling van de Ziektewetuitkeringen tot 36 maanden.

    De werkgevers wilden gedeeltelijk op deze eisen ingaan, maar daarvoor geen extra middelen ter beschikking stellen. Zij verklaarden juist een beleid te ontwikkelen waarin veilig werken in gezonde omstandigheden voorop staat en ook in dat licht naar een nieuwe CAO voor 1991 te willen toewerken.

    In twee geanimeerde vergaderingen van de Kunstenbond met de leden werd uiteindelijk akkoord gegaan om naast enige bijstellingen van bestaande regels het bod van de werkgevers te accepteren ten aanzien van de structurele salarisverhoging met gebruikmaking van de door het Ministerie daarvoor ter beschikking gestelde loonruimte in de WAGGS.

    Omdat sinds 1987 de lonen niet meer structureel waren aangepast aan de loonontwikkelingen kan nu gesproken worden van een gemiddelde salarisverbetering van 3,13%.

    Terug

LID WORDEN