• Belichten zonder dimmers - Lichtontwerper Uri Rapaport over digitaal licht, Coen Jongsma, Zichtlijnen 105, maart 2006

    In de twee vorige nummers ging Coen Jongsma in op de vraag wat bedoeld wordt met digitaal licht en wie verantwoordelijk is voor het beeldmateriaal. Deze keer concentreert hij zich op de vraag wat lichtontwerpers er in de voorstelling mee kunnen doen.

    Wanneer bewegende beelden als licht worden behandeld opent dat heel nieuwe perspectieven.

    ‘Stel je een acteur voor, uitgelicht met één lamp die met hem meebeweegt en het beeld van hemzelf projecteert. Aan het eind van de voorstelling zie je dat het licht op zijn gezicht zich heeft omgevormd tot het beeld van die acteur als baby.’ Het kost lichtontwerper Uri Rapaport geen moeite om voorstellingen bij elkaar te fantaseren op basis van een dramaturgisch idee in combinatie met een lichtbeeld. Digitaal licht heeft voor hem de poort geopend naar onbeperkte mogelijkheden op het gebied van vormgeving en dramaturgie.
    Digitaal licht - de controle over bewegende beelden met de lichttafel - maakt zowel een ander gebruik van videobeeld mogelijk als een ander gebruik van licht. Video in het theater is wellicht een mode maar is uit de theaterpraktijk niet meer weg te denken. Menig theaterpurist is van mening dat video niet in het theater thuishoort omdat het plat van vorm en onecht van inhoud is. Door de ontwikkeling van digitaal licht kunnen bewegende beelden echter veel makkelijker op een driedimensionale, theatrale manier gebruikt worden. Video kan zich gaan gedragen als licht, ziet er minder uit als video en wordt beter opgenomen in de vormgeving en de belichting. Wanneer het licht van videoprojectoren in handen komt van andere vormgevers dan videospecialisten, met name lichtontwerpers, dan wordt die projector een veelzijdig lichtinstrument.

    Niet vierkant
    Belichten zonder dimmers, Lichtontwerper Uri Rapaport over digitaal licht, TenfeetEr zijn inmiddels mediaservers en bewegende projectoren op de markt van meerdere producenten. De techniek wordt gevarieerder en de prijzen lager. Marktleider is de Amerikaanse firma High End Systems. Hun ‘Catalyst’ systeem bestaat uit een mediaserver en bewegende videoprojectoren 

    die ook nog eens zijn uitgerust met camera’s. Richard Belliveau, mede-oprichter van High End, wordt beschouwd als de visionaire ontwikkelaar achter dit product. In het Amerikaanse tijdschrift Total Productions van juli 2004 vertelt hij wat hem voor ogen stond. In plaats van beeldprojectie met één grote projector vanuit het midden voorzag hij het gebruik van meerdere kleine projectoren op verschillende plaatsen in een decor. Hij voorzag ook dat die beelden dan heel anders behandeld zouden gaan worden. Digitaal licht noemt hij een licht-manier om met video om te gaan. Lichtontwerpers permitteren zich een veel vrijer gebruik van videoprojectie dan videoartiesten. ‘Lichtmensen voelen zich minde

    r gebonden aan vaste formaten of vaste vormen. Videobeeld hoeft niet vierkant te zijn, in de vaste verhouding 4:3 of 16:9. Rond of elke andere vorm kan evengoed. Belichters zijn eraan gewend om beeld, net als gobo’s, ook onscherp te gebruiken en deinzen er evenmin voor terug om een niet keystone-correct beeld te maken. Door vrije plaatsing van de projectoren en door te variëren met de aanstralingshoek kun je met het lic

    ht van de projectoren ook schaduwen creëren en daarmee diepte.’ Voorlopig is het praktisch gebruik van digitaal licht in ons land nog beperkt. In een tv-show als Idols is te zien hoe combinaties van decor, licht en beeld onder controle gehouden kunnen worden met mediaservers en de nieuwste lichttafels. André van Duin en André Rieu touren ermee langs de theaters. Maar de toekomst van digitaal licht is nog maar net begonnen.

    Systematiek
    Van de vooraanstaande Nederlandse lichtontwerpers is Uri Rapaport het meest uitgesproken in zijn enthousiasme over de nieuwe technologie. ‘Ik heb sterk de behoefte om aan regisseurs en theatermakers te laten weten dat dit bestaat. Het opent erg veel nieuwe mogelijkheden en het maakt aan heel veel beperkingen een eind.’ Desondanks heeft ook hij er nog uitsluitend mee gewerkt voor evenementen en nog niet in de theaterpraktijk. ‘Het is aan de vormgevers om uit te zoeken wat ermee kan en dat te laten zien, maar het is natuurlijk niet voor iedereen even interessant. De bruikbaarheid van digitaal licht hangt af van het soort theater. Sommige ontwerpers zullen er helemaal niets in zien. Ik ben erg benieuwd wie er de komende tijd mee aan de slag gaan.’
    De onwetendheid bij regisseurs en het geringe gebruik is volgens hem een aspect dat aan deze technologie verbonden is. ‘Het publiek ziet niets nieuws, want aan geprojecteerde beelden is de gemiddelde theaterbezoeker wel gewend. Het is niet zoals toen er HMI’s, stroboscopen, rook- en windmachines op het toneel verschenen. Die waren door hun aanwezigheid en hun werking op een bepaalde manier meteen spectaculair. Bij digitaal licht ligt dat anders. Hier is de systematiek erachter nieuw. Je kunt manipulaties uitvoeren die tot nu toe moeilijk of onmogelijk waren. Daardoor kan bijvoorbeeld het beeld op de scène de voeding zijn voor het licht en kan de verhouding tussen spelers en techniek veranderen. Je ziet er alleen niets van totdat het heel bijzonder gebruikt wordt of tot een heel lichtplan wordt uitgevoerd met bewegende projectoren.’

    Wit punt
    Projectoren hebben ten opzichte van geautomatiseerd licht minder mechanische beperkingen, zoals het maximale zoombereik. Aan de lichtbundel kan elke mogelijke invulling worden gegeven. Samen met de aansturing via de lichttafel maakt dat ze makkelijk als lichtbron te gebruiken. ‘Bij een proefopstelling kon ik in een vloer die ik met meerdere projectoren belicht had, vanuit het midden gele cirkels laten ontstaan. Die cirkels werden steeds groter en uiteindelijk was de hele vloer geel. Als je dat met gewone lampen wil doen ben je erg lang bezig en heb je veel materiaal nodig. Projectoren bieden ook mogelijkheden die gewone lampen niet hebben. Je kunt zowel de projector als het beeld laten bewegen. Die bewegingen kun je versterken of opheffen door het bewegen van de projector. Je kunt bijvoorbeeld een wit punt in een rode bundel op dezelfde plek laten staan op het moment dat de bundel opzij beweegt. Je kunt ook beelden maken die normaal gesproken niet kunnen bestaan, bijvoorbeeld als je het scherm waarop een beeld wordt geprojecteerd naar voren laat kantelen terwijl tegelijk het beeldformaat zodanig verandert dat het beeld precies even groot blijft.’
    ‘Zes jaar geleden maakte ik bij de Paardenkathedraal het licht voor de voorstelling Reigen. Die begon met redelijk complexe projecties van tekst op de achterwand. Daar hebben we meer dan een maand aan gewerkt. Met een mediaserver hadden we hetzelfde in een dag kunnen maken, ik overdrijf niet. En als ik er nu aan terugdenk dan had ik ook de belichting van het eerste deel uit die tekstprojectie kunnen laten ontstaan. Toen kon ik daar niet eens over nadenken omdat het onuitvoerbaar zou zijn geweest.’
    ‘Ik herinner me ook een modeshow waarin als videoprojectie silhouetten van de modellen meeliepen op de achtergrond. Dat zag er prachtig uit, maar de dames moesten zich wel heel precies aan de timing van de video houden. Het had drie maanden gekost om het te maken. Dat soort toepassingen maak je nu in één of twee dagen. En je kunt gemakkelijk alternatieven uitproberen. Die flexibiliteit maakt digitaal licht zo geschikt voor het theater. Tijdens het maakproces kun je het licht en de content tegelijkertijd programmeren en tijdens de voorstellingen kun je blijven afregelen. De spelers spelen ook niet elke avond op de millimeter hetzelfde, je kunt meefaden, het tempo aanpassen, start en stopmomenten verplaatsen. Op die manier kan techniek emotie krijgen, ademhaling. Video is dan geen keurslijf.’

    Operators
    Met digitaal licht kun je snel en flexibel werken, maar daar dient wel grondig voorwerk aan vooraf te gaan. ‘Je moet wel weten wat je gaat doen. Het is iets heel anders dan vier parren uit de kast pakken en ter plekke kijken wat je ermee kunt doen. Het beeldmateriaal, de content, moet je goed voorbereiden en als je bewegingen maakt gebeurt er nogal wat met de vorm, de scherpte en de intensiteit. Dan moet je een goed beeld hebben van het decor en wat het licht daarin doet, zeker als je meerdere projectoren gebruikt en je ze goed wilt laten samenwerken.’
    Vanwege de vele parameters is de systematiek van werken met kanalen en procenten bij het programmeren weggevallen. Sinds er bewegend licht is, is het niet meer gebruikelijk dat lichtontwerpers zelf schuiven. De operator zit tussen de ontwerpers en de uitvoering. Rapaport: ‘Die operators zijn verschrikkelijk belangrijk geworden, noodzakelijk voor de hanteerbaarheid van het materiaal en een essentieel onderdeel van het systeem. Een productie als Musical Awards is echt operatorswerk, je ziet dan heel veel materiaal uit standaardlibraries voorbijkomen. Het wordt heel vakkundig gedaan. Sommige operators zullen zich wel ontwikkelen als ontwerper omdat ze leren denken in combinaties van video en licht.’

    Oogwit
    De beste redenen om digitaal licht toe te passen liggen volgens Rapaport bij de extra dynamiek die kan ontstaan tussen spel en licht. ‘Een jaar of drie geleden heb ik meegewerkt aan de voorstelling Any Time, Any Place, Anywhere die op De Parade stond. Het toneel werd belicht met één projector. Het beeld dat uit die projector kwam was een close-up van een speelster op het toneel. Met haar beeltenis en haar bewegingen belichtte zij het toneel. Als ze een andere speler wilde uitlichten dan deed ze dat met het wit van haar oog. Aan de belichting kwam geen dimmer of lichtcomputer te pas. Het is een eenvoudig voorbeeld uit een tijd dat de term digitaal licht nog niet eens bestond, maar het geeft aan wanneer het interessant wordt.’

    ‘Als lichtontwerper beschouw ik het als mijn taak om te denken in beelden en vooral aan de bijdrage van het licht aan die beelden. Over die beelden, de werking en de bedoeling ervan wil ik het hebben in de voorgesprekken met regisseurs en vormgevers. Als er in een repetitieproces gesproken 

    wordt over vervreemding bij een personage, dan zou je die bijvoorbeeld kunnen uitdrukken met ruis, een korrelige ruis zoals op een televisietoestel, en die kun je dan bij het ene personage wel laten ontstaan en bij het andere niet. Een speler hoeft die vervreemding dan niet meer te spelen en kan zich richten op iets anders. De vraag met welke lichtbronnen we werken komt later aan de orde. Soms hebben we gaslicht nodig, soms HMI’s, soms beamers. Maar ik denk nu wel snel aan digitaal licht. Daarmee krijg je zo’n groot palet in handen dat de beperkingen van de apparatuur niet meer het uitgangspunt hoeven te zijn. Dat verandert het maakproces van een voorstelling. Je kunt het op het toneel uitzoeken. Even een kleur veranderen, even een tempo aanpassen, een beweging omdraaien, een ander beeld uitproberen. Vooral door dat woord “even” hoort digitaal licht in het theater thuis.

    Foto's: Tenfeet

    Terug

LID WORDEN