• Theatertechnicus in Nederland, Huub van Oosterhout, Zichtlijnen 28, april 1993

    Is de Nederlandse theatertechnicus goed op de hoogte of maken gezelschappen en gemakzucht hem of haar steeds minder slim? Steeds vaker moet ik constateren dat gezelschappen in Nederland, maar ook in het buitenland, bezig zijn de technische kennis in theaters te verkleinen.

    Waarom anders willen de gezelschappen alles zelf doen en nemen ze alles zelf mee?

    Redelijk
    Een geluidsinstallatie is slechts één voorbeeld van dergelijk gedrag. Natuurlijk kan het voorkomen dat de installatie van het te bezoeken theater niet toereikend b lijkt te zijn maar steeds vaker gebeurt het dat de aanwezige installatie al bij voorbaat wordt afgekeurd, zelfs al zou het betreffende theater in staat zijn met hun installatie studiokwaliteit te leveren.

    De belichting is een ander zorgenkind in de Nederlandse theaters. Het is niet vreemd dat niet elk theater in Nederland eenzelfde hoeveelheid schijnwerpers heeft van gelijke kwaliteit. Maar hoe vaak gebeurt het niet dat een gezelschap na binnenkomst en de koffie alle schijnwerpers zou willen verhangen en verplaatsen. In redelijkheid valt hier altijd over te praten maar een portaalbrug met een zaalbrug willen verruilen is niet redelijk meer. Ook de vraag of er nog een schijnwerper bijgehangen kan worden is niet onredelijk. Maar het antwoord zo uitleggen dat er een aannemer, installateur en leverancier van dimmers en schijnwerpers bij moet komen die hun werkzaamheden binnen een uur moeten voltooien, is niet meer reëel.

    In het feit dat niet alle theaters hetzelfde zijn ligt, mijns inziens, juist de taak van een goede toneelinspiciënt. Die moet binnen de gegeven mogelijkheden zorgen dat dat geleverd wordt waar het publiek voor komt. Als dat inhoudt dat er in het ene theater een totaal gesteld wordt met 4 schijnwerpers waar dat in een ander theater met 8 schijnwerpers gebeurt, dan is dat inderdaad een concessie die gedaan moet worden. Wanneer dergelijke concessies niet meer tot de mogelijkheden behoren, wordt Nederland een locatietheaterland en dan zijn de investeringen die worden gedaan om de bestaande theaters technisch te verbeteren weggegooid geld.

    Vakkennis
    In een groot aantal Nederlandse theaters en bij een groot aantal gezelschappen wort tegenwoordig DMX gebruikt. Hoewel dit vele voordelen met zich meebrengt kent het ook een aantal nadelen waarvan de meest ingrijpende is dat de vakkennis van de inspiciënt kleiner wordt.

    Dat lijkt misschien somber maar het blijkt steeds meer waarheid te worden. Als theatertechnicus constateer ik steeds vaker dat het bijna een wet is voor vele inspiciënten dat alleen hij of zij het licht doet tijdens de voorstelling, op de lichtcomputer van het gezelschap. Misschien dat dit voortvloeit uit het feit dat vel theaters gebruik maken van inleenkrachten waardoor de nodige vakkennis ontbreekt of uit de onbekendheid of zelfs angst voor de eigen apparatuur. Het is toch te zot voor woorden dat in een theater in Nederland een lichtcomputer werd geplaatst maar dat de theatertechnicus vasthield aan zijn handtafel want “die is vertrouwd, zo’n computer is alleen maar lastig”.

    Inventiviteit
    Het zou goed zijn als de Nederlandse theatertechnicus zich eens achter het oor zou krabben en zich af zou vragen of hij/zij met de apparatuur kan omgaan en alle mogelijkheden ervan kent. De meeste theatertechnici zijn misschien dan geen supertechnici er is toch geen enkele reden om gezien alle vernieuwingen van apparatuur en werkmethoden jezelf dom te houden. Inventiviteit was een groot goed binnen de Nederlandse theaters. Laten we proberen dat zo te houden zodat we niet verder buitenspel worden gezet door de gezelschappen of zelfs door onszelf.

    Het gevaar bestaat bovendien dat bij toenemend gebruik van inleenkrachten de vaste kracht van een theater slechts nog nodig is bij het bouwen om de huisdimmers te adresseren en om te adviseren tijdens de indeling van het lichtplan. Het gevaar daarbij is dat ook daar de vakkennis gaat vervagen. Daarnaast kan dat betekenen dat de vaste technicus tijdens de bouwdag vrij is, hetgeen er bij de directie toe kan leiden te besluiten tot inkrimping van het technisch personeel. Alleen als het echt nodig wordt geacht, wordt er overgegaan tot het inhuren van een veel duurdere vakkracht.

    Wat wordt de volgende stap? Gaan de gezelschappen vragen om lege huizen met een tribune, een aantal ophangpunten voor trussen en een aantal CEE-norm wandcontactdozen van 3x 125A? Er is al een aantal gezelschappen die hun voorstelling op een zodanige manier monteren dat er buiten bediening van de trekkenwand geen enkele kennis van de technici van het bezochte theater wordt vereist. Ik hoop niet dat dat teveel een tendens gaat worden, anders gaat er een hoop goede vakkennis verloren en helpt de reiscultuur in Nederland zichzelf om zeep.

    Reacties op deze ervaringen zijn van harte welkom en zullen worden geïnventariseerd zodat er een overzicht ontstaat van hoe dergelijke zaken in andere theaters ervaren worden. Uw reactie kunt u sturen naar Huub van Oosterhout, St. Walburgstraat 11-3, 4000 AN Tiel.

    Terug

LID WORDEN