• De Ring in Bayreuth, Chris Lievaart, Zichtlijn 8, december 1989

    Elke zes jaar produceert het Festspielhaus in Bayreuth een nieuwe ‘Ring des Nibelungen’. In 1976 werd de ‘Ring’ geregisseerd en ontworpen door Patrice Chéreau (Frankrijk) en Richard Peduzzi, in 1982 door Peter Hall (Engeland) en William Dudley, in 1988 door Harry Kupfer (DDR) en Hans Schavernoch.

    Het uitbrengen van de Ring is een grootse onderneming, vier theatertechnisch grote premières in één week. De stukken zijn: Rheingold, Walküre, Siegfried en Götterdämmerung. Omdat het onmogelijk is een Ring in al zijn facetten in één artikel te beschrijven, is dit artikel beperkt tot de theatertechnische aspecten van Rheingold. Wie meent dat de Ring geen stuk van deze tijd is, omdat het handelt over goden, reuzen, waternimfen en walküres, vergist zich. De Ring gaat over de verhoudingen in de maatschappij: macht en onderdrukking.

    Samenvatting
    Om de theatertechnische problemen van Rheingold te kunnen overzien, is enige bekendheid met de handeling noodzakelijk. Het stuk bestaat uit vier scenes die zonder pauze worden gespeeld. Wagner noemde Rheingold ook slechts een voorspel. De changementen in dit stuk zijn muzikaal en moeten derhalve in een gegeven tijd geschieden. De eerste scene vindt plaats op de bodem van de Rijn. Alberich, een Nibelung, begluurt de drie Rijndochters en probeert met hen aan te pappen. Door een zonnestraal die in het water valt wordt de goudschat van de Rijndochters zichtbaar. Alberich zweert de liefde af en steelt de schat om de ring te kunnen smeden. Het toneelbeeld verandert in een open plek op de op van een berg. De Goden: Wodan en zijn vrouw Fricka en verder Freia, Donner en Froh, hebben de reuzen, Fafner en Fasolt, het Walhalla laten bouwen. Het Walhalla is de burcht waarin de goden willen wonen. Fafner en Fasolt vragen de goden om betaling. De goden hebben geen geld en Wodan roept de hulp in van Loge, de god van het vuur. Wodan en Loge besluiten het goud te gaan roven dat Alberich van de Rijndochters heeft gestolen. Fafner en Fasolt vertrekken en nemen Freia mee als onderpand. In een spleet onder de aarde speelt zich de Nibelheim-scene af. Alberich heeft van een deel van het goud de ring gesmeed, die de drager almacht geeft. Met behulp van deze ring onderdrukt hij het dwergenvolk, de Nibelungen. Zijn broer Mime, smid van beroep, heeft de Tarnhelm gemaakt, die de drager onzichtbaar maakt, of de drager een door hem gewenste gedaante laat aannemen. Wodan en Loge komen in de smederij en dagen Alberich uit zijn toverkunsten te vertonen. Alberich verandert zich in een draak, en op verzoek van Loge vervolgens in een kleine pad. Wodan zet snel zijn voet op de pad en bindt hem vast. Loge trekt de Tarnhelm van de kop en Alberich is gevangen. Snel vertrekken Wodan en Loge met Alberich terug naar de open plek op de bergtop, waar zij hem dwingen de schat af te geven. Ook de ring moet hij afstaan. Alberich vervloekt de ring en wordt vrijgelaten. De reuzen keren terug met Freia. Ook Fricka, Donner en Froh verschijnen weer. De reuzen worden betaald met het veroverde goud: zij verlangen echter ook de ring. Wodan weigert. Dan verschijn Frau Erda, die Wodan adviseert de ring te mijden en verdwijnt. Wodan geeft de ring. Fafner wil de buit meenemen, maar Fasolt, die verliefd is op Freia, wil ook een deel. Fafner slaat Fasolt dood en verdwijnt met schat, Tarnhelm en ring. Om de lucht op te laten klaren laat Donner het flink donderen. Op de achtergrond wordt het Walhalla zichtbaar. Na een grote donderslag ontstaat een regenboog, die de goden als trap gebruiken om het Walhalla te bereiken. Vanuit de orkestbak hoort men het geklaag van de Rijndochters.

    Toneelbeeld Chéreau/Peduzzi
    In de Chéreau/Peduzzi-productie gebeuren de scènewisselingen op een bijna donker toneel. Het decor van de eerste scene stelt een stuwdam voor (foto 1). Door het wegklappen van een wand achter het vallende water (rook!) wordt de schat zichtbaar. De tweede scene (foto 2) speelt tegen een grote gevel, die het Walhalla voorstelt. Het Walhalla bevindt zich nog in ruwbouw, een enkele pilaar met ornament is volledig uitgewerkt. Bij de derde scene verdwijnt het Walhalla en komen achterop de heftonelen omhoog, waaronder zich Nibelheim bevindt. Bovenop het heftoneel bevindt zich een grote muur, waarin een trap is verwerkt en waarlangs Wodan en Loge omlaag komen (foto 3). Het decor van de laatste scene is gelijk aan dat van de tweede scene.

    Hall/Dudley
    Bij de Hall/Dudley-productie is uitgegaan van een rechthoekig platform, enigszins bol aan de ene zijde en hol aan de andere zijde. Over de lengte van het platform, in het midden, evenwijdig met het voetlicht, bevindt zich een as. De as-uiteinden bevinden zich in hefbare armen, zodat het platform tegelijkertijd getild en gedraaid kan worden. De gehele constructie is rijdbaar. De changementen vinden met gesloten doek plaats.

    Voor de eerste scene werd de hierboven genoemde constructie nog niet gebruikt. In de heftonelen is een zwembad gebouwd met een diepte van 50 cm. Boven het zwembad is, onder een hoek, een foliespiegel geplaatst, zodat het publiek goed in het lager gelegen zwembad kan kijken. Voor het zwembad staat een halfronde wand, waarvandaan Alberich de Rijndochters bestudeert (foto 4). Het goud wordt zichtbaar in het midden van de toneelopening. Het effect is alsof de Rijndochters verticaal door de toneelopening zwemmen, terwijl zij in werkelijkheid, al zingend, kruipend door het water bewegen. Fascinerend. In de tweede scene was de hierboven genoemde constructie met de bolle zijde naar boven gedraaid, belegd met gras., over het zwembad geplaatst, dat intussen leegliep (foto 5). Bij de derde scene bevindt zich het platform in een hoge positie, waaronder met losse decorstukken Nibelheim is gebouwd. Uit de gaten in het dak hangen touwladders, waarlangs Wodan en Loge omlaag klimmen (foto 6). De vierde scene is gelijk aan de tweede. Frau Erda verschijnt dwars door de grasmat heen en verdwijnt op dezelfde wijze. De regenboog is op tule geschilderd. Hierachter is een zwarte trap geplaatst waarover de goden in de richting van het Walhalla mimen.

    Kupfer/Schavernoch
    Het basisconcept van de Kupfer/Schavernoch-productie is een ongeveer 50 meter diepe weg. De straat van de geschiedenis. Dit beeld van de straat – het is alsof deze oneindig is – komt in meerdere scenes voor. Kupfer begint niet met de ouverture, maar met een stille scene van een groep mensen, die zich over de straat naar de diepte bewegen. Zij verdwijnen. Het orkest zet in met de bekende es-dur drieklank. Een laserstraal prijkt langs een zijde van de straat vanuit de diepte en vermenigvuldigt zich. De ouverture zwelt naar zijn hoogtepunt en de ‘straat der geschiedenis’ wordt omcirkeld met laserstralen, die alle vanuit het oneindigheidspunt van de straat komen (foto 7). In het midden van de straat zakt een deel weg, het gat waarin zich de Rijndochters bevinden. Door middel van rookgolven, aangelicht door het laserlicht, wordt de Rijn gestalte gegeven (foto 8). Alle changementen vinden zichtbaar plaats. Voor de tweede scene zakken vanuit de toneeltoren twee dertien meter hoge, haaks op elkaar staande spiegelwanden: het Walhalla. In deze scene zijn de spiegels nog niet doorzichtig. Vanachter de spiegels verschijnen de reuzen.

    Bij het besluit van Wodan en Loge de goudschat bij Alberich te roven, maken beide goden een luik in de vloer en klimmen naar beneden. Tegelijkertijd verheffen zich de heftonelen, die zijn vormgegeven als een industriehal, terwijl Wodan en Loge aan de binnenzijde van de heftonelen verder omlaag klimmen (foto 10). Na Alberich gevangen te hebben, klimmen zij met hem langs dezelfde weg terug, terwijl de heftonelen weer zakken. Frau Erda verschijnt tussen uit aarde splijtende granietblokken omhoog (foto 11). Na het onweer kruipen in neon de regenboogkleuren langzaam langs de spiegelwand omlaag. De spiegels worden doorzichtig. Erachter hangt een driehoekige kooi die de goden, als een lift, omhoog voert (foto 12).

    De reuzen
    Drie totaal verschillende concepten, drie totaal andere oplossingen. Het probleem van de reuzen is bij de Chéreau- en bij de Hall-productie op de meest simpele wijze opgelost: de zanger zit op de schouders van een drager. Kupfer vond dat de reuzen Freia echt op moesten kunnen tillen, zodat de beentjes konden spartelen. Om die reden zijn voor de reuzen een soort onderstellen gemaakt die mechanisch in elkaar kunnen zakken. In alle producties blijft het gevecht tussen de reuzen een hachelijke zaak: de muziek is hier ook bijzonder kort. De verandering van Alberich in een draak geschiedde bij Chéreau als volgt: De vloer van de Nibelungscene ligt ongeveer een meter lager dan het niveau van het voortoneel, waardoor een hoek ontstaat die niet zichtbaar is voor het publiek. Alberich gaat zitten op het voortoneel met zijn rug naar het publiek en zijn benen in de open ruimte die het heftoneel laat. Alberich trekt de jas die hij aan heeft uit als een trui, gedeeltelijk over zijn kop. Aan de binnenzijde zijn jas en hemd voorzien van drakenschubben. Tegelijkertijd wordt vanuit de niet zichtbare ruimte achter het voortoneel een vurige drakenkop omhoog gestoken.

    Bij de Kupferproductie verdwijnt Alberich geheel in het ondertoneel en wordt een reusachtige slang vertoond. De tekst spreekt ook van ‘Wurm’. De ‘pad’ wordt heel simpel getoond. Alberich verdwijnt in het ondertoneel en een rekwisiteur laat aan een elastiek een (plastic) pad vanuit het ondertoneel op de rand van het toneel springen.

    Planning
    Niet beschreven zijn aal rook-, vuur-, licht- en flitseffecten. Het probleem bij de Ring is, dat alle vier stukken n één keer overzien moeten kunnen worden, om de technische effecten goed te kunnen plannen. Dat verlangt naast ‘artistiek’ kunnen, vooral ook technische en organisatorische kwaliteiten en beslissingskracht van de ontwerper. Ook als een operabedrijf elk jaar een stuk van de Ring op het repertoire neemt, moet de Ring in een keer worden gepland, wil men later ook stukken achter elkaar kunnen spelen. Een te ingewikkelde techniek bij de Walkürerit (derde akte Walküre) kan grote changementsproblemen geven bij de derde akte van Siegfried. Een voordeel bij de andere stukken van de Ring is, dat er na elke akte ongeveer een uur pauze is; dan valt er technisch ook iets goeds voor te bereiden.

     

    Terug

LID WORDEN