• SOTT-onderzoek naar opleidingsbehoeften, Frans van Haaren, Zichtlijnen 28, april 1993

    Vanaf het begin van haar bestaan heeft de SOTT gestreefd naar opleidingen en bijscholing voor theatertechnici die ook werkelijk aansluiten op de praktijk van het theaterleven.

    Naast de bekende twee jaar durende brede bijscholingscursus waarvan de 7e in september aanstaande gaat beginnen, heeft het bestuur diverse pogingen ondernomen om ook specialistische bijscholingscursussen te organiseren. Werkgevers en het Ministerie van WVC waren echter niet te bewegen het daarvoor benodigde geld op tafel te leggen; meer dan één cursus bleek niet haalbaar. Het gevolg was dat de aandacht werd verlegd naar het tot stand brengen van een dagopleiding.

    Werktijden
    Na het starten van de 6e bijscholingscursus en het tot stand brengen van de Opleiding Theatertechniek aan de Theaterschool in september 1991 leken de belangrijkste doelen bereikt. Maar het bestuur was niet van plan om op zijn lauweren te gaan rusten en de studieleider van zowel de bijscholingscursus als de dagopleiding, Frits van den Haspel, al helemaal niet. Het vormgeven van de dagopleiding is een taak die voorlopig nog niet is afgerond en die met het theaterleven vergelijkbare werktijden met zich meebrengt.

    Veranderingen
    Juist het bereiken van de doelen die de SOTT zich bij de oprichting gesteld had, werd een stimulans om naar de toekomst te kijken. Maar er waren ook andere redenen.

    Immers de maatschappij en ook de theaterwereld is de oprichting van de Stichting, begin jaren tachtig, behoorlijk veranderd. Veel jonge mensen komen niet meer langs traditionele wegen in de theatertechniek terecht, er ontstaan meer specialistische functies, de automatisering doet op alle vakgebieden zijn intrede, apparatuur en installaties worden technisch gecompliceerder en voor de bouw van decors doen veel nieuwe materialen hun intrede.

    Tegelijkertijd stelt de maatschappij eisen op het gebied van veilig en gezond werken en een schoner milieu. En directies verwachten dat hun theatertechnici efficiënter en effectiever met beschikbare budgetten, mensen en tijd omgaan. Kortom, oude waarden en zekerheden op het toneel worden door een zich zakelijker opstellende wereld ter discussie gesteld.

    Veel veranderingen in een korte tijd en wanneer de oudere generatie de ontwikkelingen al bij kan houden, dan is er zeker geen tijd om een nieuwe generatie theatertechnici volgens het beproefde systeem van leerling-gezel-meester het vak te leren. Bovendien, wie van de jonge aanstormende generaties wil zo lang doen over het maken van een carrière als velen van de huidige chefs en hoofden hebben gedaan?

    Markt
    Van diverse kanten wordt er daarom bij bestuur en studieleiding op aangedrongen de plannen voor bijscholing op specialistische vakgebieden opnieuw uit de kast te halen, om zich alleen maar op een bepaald onderdeel uit de bijscholingscursus te concentreren, of om de bijscholing heel compact, bijvoorbeeld in een rustige periode van een paar weken, te geven.

    Het lijkt heel simpel, volgens eigentijdse marketingopvattingen moet je aan de vraag voldoen, anders gaan de potentiele afnemers naar een ander. En dat gebeurt op een aantal deelgebieden dan ook al geruime tijd. Wellicht zijn de commercieel opgezette losse cursussen, die her en der worden aangeboden wel uitstekend, wie zal het zeggen?

    Maar voor het bestuur van de SOTT was het niet zo simpel. Enerzijds is er het beleid van het bestuur en de opvattingen van de studieleider. Het beleid is er altijd op gericht opleiding en bijscholing te verzorgen ten behoeve van de bijdrage die aan de theatertechniek aan de podiumkunsten levert. Techniek is daarbij het hulpmiddel en niet het doel. Techniek moet de werkwijze voor technici, maar in het bijzonder voor theatermakers en de optredende artiesten, helpen verlichten. Met dat uitgangspunt moet je voor opleiding en bijscholing van theatertechnici steeds een afweging maken: welke technische kennis is noodzakelijk om met de techniek zelf te kunnen omgaan, waar moet je die bepaalde techniek in samenhang zien met andere techniek en wanneer levert de techniek een bijdrage aan een voorstelling of vormt het juist een belemmering.

    Anderzijds is er de markt van theatertechnici en hun werkgevers. Wie zijn nu eigenlijk die werkgevers en wie zijn die technici? Beiden hebben belangen en soms staan die lijnrecht tegenover elkaar. De SOTT wordt gesubsidieerd door WVC, maar de werkgevers, verenigd in de VSCD en de VNT (en andere werkgeversorganisaties in de podiumkunsten) dragen aanzienlijk bij aan de bekostiging van de bijscholingscursus. En hebben theatertechnici, die bij de vrije producenten, de commerciële theaters en de toeleveringsbedrijven werken geen behoefte aan bijscholing? Wat doen de technici zelf en wat doen de werkgevers om op een passende wijze bijgeschoold te blijven en hoeveel geld en tijd wil men daar in investeren? Hoeft er misschien helemaal door de SOTT geen nieuwe of andere bijscholing ontwikkeld te worden, omdat de commerciële opleidingsmarkt al in de behoefte voorziet, of wil iedereen gewoon wachten tot het reguliere technische onderwijs een gat in de markt ziet en een opleiding theatertechniek op MBO-niveau begint?

    Onderzoek
    Allemaal vragen, die betantwoord moeten worden alvorens de SOTT een verantwoord beleid voor (bij)scholing voor de toekomst kan maken. Om die reden heeft het bestuur vorig jaar besloten een onderzoek te laten doen. Dit onderzoek moet feitelijke gegevens opleveren op grond waarvan de SOTT kan beslissen over nieuwe soorten en vormen van bijscholing. Met die gegevens kunnen WVC en de werkgeversorganisaties opnieuw gevraagd worden om een financiële bijdrage.

    Uit een speciale subsidiepot voor onderzoek naar problemen op het gebied van de arbeidsmarkt heeft de SOTT nu een bedragje ontvangen, waarmee dit onderzoek vanaf 1 maart 19993 van start kan gaan.

    Op het moment van verschijnen van dit artikel hebben de werkgevers inmiddels een verzoek ontvangen om mee te werken aan dit onderzoek door het invullen van een vragenlijst. Er is één vragenlijst voor de werkgever en één voor de werknemer.

    Ben je geïnteresseerd in bijscholing en vind je ook dat de SOTT de instantie is die er wat aan zou moeten kunnen doen en heb je er op je werk nog niets over gehoord, vraag er dan naar bij je werkgever! En zorg dat de lijsten ingevuld worden.

    Terug

LID WORDEN