• Column: Het avondrood der tomaten, Freek van Duijn, Zichtlijnen 68, januari 2000

    Op de grens van het millennium (en vlak voordat de nieuwe Kunstenplan-aanvragen de deur uit moeten) heb ik een interessant lijstje gemaakt van de transfers in het theaterlandschap.

    In volstrekt willekeurige volgorde een niet volledig lijstje:

    • eruit zijn Leonard Frank, Ger Thijs, Peter de Baan en Kathy Gotschalk;
    • verplaatst zijn Ivo van Hove, Johan Simons, Gerardjan Rijnders, Koos Terpstra, Rob Ligthert, Alize Zandwijk, Evert de Jager, Aram Adriaanse, Laurens Langevoort en Frans Strijards;
    • nieuw zijn Guy Cassiers, Ton Simons en Hans Nieuwenhuis;
    • gestopt is Jacques Luyer, en straks stoppen Hans Focking, Harm van Duin, Hans Verhoeven, Jan Knopper en Gerrit Korthals Altes.

    Een ware verschuiving van macht en kennis.

    En voor de schouwburgwereld zou net zo’n veelomvattend en veelzeggend transferlijstje te maken zijn.
    Staatssecretaris Van der Ploeg had het niet zelf kunnen verzinnen, hoe slim en tot verandering geneigd hij ook is.
    Al deze bewegingen gaan gepaard met een onmiskenbare artistieke en economische dynamiek. In het buitenland doen de Nederlandse toneel- en dansgezelschappen volop mee. Theatermakers uit Nederland werken in Duitsland, krijgen prijzen in Edinburgh en regisseren in New York.
    In deze context kan het opnieuw verdelen van de subsidiestromen een enorme kans zijn. Zo kunnen belangwekkende initiatieven een versterkte basis krijgen.
    Een kans ook in economisch opzicht, want als deze staatssecretaris iets heeft begrepen, dan is het wel dat je de instellingen best met allerlei beleidsopdrachten kunt opzadelen, maar dat er alleen kans van slagen is wanneer die instellingen economisch gezond zijn. Moderne kunstbedrijven met marketingafdelingen, gezonde werknemers, goeie spullen, en gebouwen die voldoen aan de hoogste normen.
    Kortom: kunstbedrijven die opereren als kleine multinationals, die beschikken over R&D-budgetten, die werken met HMR-management, die bedreven zijn in one to one-marketing en waar de ontwikkelingen op het terrein van de E-commerce op de voet worden gevolgd. Europees opererende kunstbedrijven die produkten leveren. Kunst als hebbedingetje voor de zelfbewuste consument.
    Voor dergelijke ontwikkelingen lijkt Van der Ploeg gevoelig. Met liefde wil hij extra geld bij zijn collega’s weghalen als hij daarmee de gezondmaking van de sector kan bevorderen.
    Dus maak gebruik van zijn sterke onderhandelingstechniek. Iedere gulden die in deze periode van hoogconjunctuur naar de kunst- en cultuursector toe vloeit is meegenomen, dan is er later als het tegenvalt in ieder geval iets om op te bezuinigen.
    Een gevaar is wel dat de afstand tussen de verpakking en de werkelijke intentie van de makers steeds groter wordt. Geen maker, geen theaterdirecteur, geen zakelijk leider, niemand ontkomt eraan om in de termen van de markt te denken over het presenteren van voorstellingen. Niemand durft nog te zeggen dat de marketing van voorstellingen vooral afhankelijk is van het weer, dat een oud levend schoollokaal meer inspiratie geeft dan een steriele nieuwe studio.
    Dat waren de teksten van de generatie die nu min of meer gedwongen vertrekt. Het is de generatie die veel betekend heeft in de twintigste eeuw. En met hen vertrekken de anekdotes van de lekkende daken, de wrakke busjes, de IBM bolkoptypemachine, de toegangskaartrollen, de zaalplattegronden op scheurvellen, het doorschrijf-boekhoudsysteem, de decorvakken met asbest beplakt en de pruiken met plakrand.
    Is het een periode die afgesloten wordt? Nog niet, maar het scheelt niet veel meer, misschien nog maar één planperiode en dan is de tomatengeneratie definitief verdwenen. Hun tijd en hun theater is dan alleen nog maar virtueel te bewonderen in het Theatermuseum op www.tin.nl

    Terug

LID WORDEN