• Nederlanders in het buitenland, Shirley Constapel, Zichtlijnen 38, december 1994

    Je kunt ze overal ter wereld tegenkomen: theatertechnici met een Nederlands paspoort. Ze werken als geluidsman of als inspiciënte, als belichter of als productieleider.

    Velen van hen wonen en werken al lange tijd in het buitenland en zijn niet zo bekend bij hun Nederlandse vakgenoten. Daarom zal Shirley Constapel komende maanden enkele van deze collega’s aan u voorstellen. Deze maand kunt u kennis maken met Maarten Greve, theatertechnicus van het Stadttheater te Basel, Zwitserland.

    Hoe ziet uw theatercarrière eruit?
    “Na mijn afkeuring voor de koopvaardij vond ik een kantoorbaan bij de Hoogovens. Om mijn wilde haren kwijt te rakenwerkte ik een paar maanden als tentbouwer bij Circus Boltini. Daarna kon ik bij Zirkus knie doorgaan. De organisatie van dit circus was in 1968 al zeer goed. Het tentmateriaal, de woonwagens en de dieren werden per spoor getransporteerd. Men kon dus tijdens de reis wat slapen. Mijn taak bestond uit de op- en afbouw van alles wat in de tent met stroom van doen had (dus ook de heteluchtverwarming enzo). Daarnaast bediende ik tijdens de voorstelling het licht en geluid (platenspeler en later ‘draadloze’ microfoons). In het begin werkte het regelen van het licht zeer eenvoudig, namelijk met schakelaars: aan en uit. Al spoedig werden de schakelaars door schuifweerstanden vervangen. Tegenwoordig staat er een zeven voet lange container boven de ingang, waarin de modernste apparatuur vast is ingebouwd. Met een miljoen betalende bezoekers per jaar is dat ook geen wonder.

    ’s Winters werd ik altijd naar Nederland getrokken. In Haarlem kreeg ik de kans om achter het decor te kijken. Hierdoor was het mogelijk Beleuchter in de Opera van Zürich te worden. Na het examen voor Beleuchtungsmeister kon ik in Basel als technischer Assistent beginnen. Mijn werk bestond al vrij snel uit trouble shooten en het organiseren van bruiloften en partijen. Dat waren onder meer diners na de voorstelling, met 850 gasten in de entree van het theater, maar ook een Groβbildübertragung op de Münsterplatz met achtduizend bezoekers. Mijn geluk is dat ik vroeger al overal mijn neus in stak.”

    Waarom bent u geëmigreerd?
    “De reden dat ik naar Knie ben gegaan is dat ik na Boltini eens wilde kijken hoe men in een ander land werkt. Dit bleek een verschil van dag (Knie) en nacht.”

    Welke opleidingen heeft u gevolgd?
    “Stuurman BS, sterkstroommonteur, Beleuchtungsmeister.”

    Wat voor ervaring had u al opgedaan in Nederland?
    “Een blik op het toneel in Haarlem en een blik op reis met toneelgroep Centrum.”

    Wat zijn de voor- en nadelen van de al opgedane ervaring?
    “Een nadeel van mijn ervaring is dat ze hier mijn voorstellen graag afdoen met de opmerking: ‘We zijn hier geen zwervers’. Natuurlijk voeren ze deze ideeën later toch uit.

    Een voordeel: in Nederland bouwt men een decor van links naar rechts. In Zürich zijn de decorbouwers opgedeeld in een ploeg voor de linker- en een ploeg voor de rechterhelft van het toneel. Ooit kregen we een decor van Cenerentola uit Nederland. Ondanks mijn advies begon men links met wand nummer 1 en rechts met nummer 24. Natuurlijk bleef in het midden een opening over. Wat over de Nederlandse timmerlieden gezegd is, wil ik hier niet herhalen. ’s Lands wijs, ’s lands eer.”

    Hoe ziet een gemiddelde theaterdag eruit?
    “Wij bouwen om 8 uur ’s ochtends de avondvoorstelling af, en bouwen een repetitiedecor op tot 10 uur. Er zijn dan tot 14 uur repetities voor de volgende première (We hebben 26 premières dit jaar). Om twee uur wordt de zaak weggehaald en wordt de avondvoorstelling weer opgebouwd. Ter afwisseling worden ’s morgens ook slotrepetities gehouden. Als de planning erg krap wordt, beginnen we al om 7 uur.

    Over reizen: als we naar Schaffhausen gaan, is dat voor ons een dagje uit (dat wil zeggen: drie dagen voor één voorstelling).”

    Hoe zit jullie organisatie in elkaar?
    “De organisatie Basler Theater heeft drie tonelen. Decors en kostuums worden in huis gemaakt.

    De decoronderdelen hebben meestal een afmeting van 6 x 3 meter per stuk, bij een hoogte van 7,80 m. Het geheel staat op wielen, omdat decorstukken met de Dekolift het magazijn ingereden kunnen worden. Er wordt heel weinig gehuurd. Alles wat nog bruikbaar is wordt hergebruikt. Verkocht wordt vrijwel nooit iets, omdat ontwerpers de rechten op hun ontwerpen hebben én omdat het decor in andere theaters vrijwel nooit past.

    Zo nu en dan wordt er een decor gekocht. Dankzij alle aanpassingen die nodig zijn, geven wij dan nog meer uit dan bij nieuwbouw. De eisen die de ontwerper stelt, zijn ineens veel hoger omdat er geld genoeg is.”

    Hoe worden voorstellingen in Zwitserland gefinancierd?
    “In Zwitserland is kunst een zaak van de gemeenten. Iedere grote gemeente wil een theater hebben, met eigen kunstenaars en technici. Daardoor is het dit jaar mogelijk, dat in drie schouwburgen Frau ohne Schatten gebracht wordt. (Basel en Zürich liggen nog geen 100 km uit elkaar.)

    Basel heeft voor een Dreispartenbetrieb (toneel, opera, ballet en huur orkest) 39 miljoen Zwitserse Frank ter beschikking. (De Zwitserse Frank doet ca. f. 1,34 red.)

    Het Opernhaus Zürich (alleen muziek: opera, ballet en eigen orkest) 36 miljoen. Schauspielhaus Zürich heeft 21 miljoen.

    De andere theaters hebben minder. Omdat het ook in Zwitserland minder goed gaat met de economie, moet er bezuinigd worden. Daarvoor worden allerhande systemen bedacht. In de praktijk wordt er zo nu en dan een schoonmaakster ontslagen. In Zürich is een gezamenlijke werk- en repetitieruimte voor het Schauspielhaus en de Zwitserse televisie bedacht. Over twee jaar wordt bekeken of dit een vruchtbare constructie is.

    Er bestaan in Zwitserland reizende gezelschappen, die hoofdzakelijk in scholen optreden. Zij worden door de Kantons (provincies) gesteund. Ook zij maken meestal alles zelf. Voor de televisiereclame bestaan er, voor zever ik weet, enige bedrijven die decors maken voor in opnamestudio’s.”

    Zijn er overeenkomsten tussen het werk in Nederland en in Zwitserland?
    “Ook in Zwitserland wordt met water gekookt. Alleen wordt het hier vrij vaak verguld. Men zegt dat het publiek dit verwacht. Zeker is dat wij vaak enorme Kiste bouwen, waaraan de mensen in de zaal echt plezier hebben.”

    Verschillen?
    “Een verschil is zeker dat er bij de grote huizen tot nu toe erg weinig wordt gevraagd wat dingen kosten. Er zijn bijna nooit productieteams, zodat het kan gebeuren dat bij een generale repetitie andere mensen aan de trekken staan dan in het begin.

    Er wordt heel serieus gewerkt en nooit wordt er eens een probleem speels opgelost. Ook wordt hier nooit gekankerd, daarvoor in de plaats soms een heel klein beetje geroddeld.

    Er wordt vaak te zwaar gebouwd. Met behulp van CAD is dit veel beter geworden.”

    Mannen en vrouwen?
    “In Zwitserland hebben mannen en vrouwen tegenwoordig dezelfde rechten. Zo hier en daar lukt het vrouw in een ‘mannenpositie’ te komen. Maar meestal niet heel lang.”

    Wetten en vakbonden?
    “De wet zegt dat men per week niet meer dan 54 uur mag werken en dat er één dag vrij moet zijn. Alleen, en dat is positief, na 15 uur heeft men recht op 9 uur rust. Daardoor is het niet mogelijk om van één persoon ’s morgens een repetitie, ’s avonds een voorstelling en ’s nachts een afbouw te eisen. Door de vakbonden wordt een GAV (Gesammt Arbeitsvertrag) tussen theaterleiding en personeel (ook de kunstenaars) uitgewerkt. Hierin worden ook de lonen en vergoedingen geregeld. Omdat er in Zwitserland veel vrije mensen zonder werk zijn, houdt onze directie zich niet meer zo aan deze afspraken. Worden de tijden weer beter, dan is het omgekeerd.

    Er is geen vakbond voor het theater. De sector is aanhangsel bij een grote vakbond. Tot nu toe is er nooit een reden geweest het anders te regelen, omdat iedere gemeente zelf bepaalt waar het geld naar toe gaat. (Er is geen rijks-, alleen gemeentesubsidie.)

    Het beroep van decorschilder is officieel een theatervak. Daarom kunnen alleen maar mensen met een vakopleiding bij ons werk vinden.”

    Wil je nog iets kwijt?
    “Wat ik voor mezelf betreur is dat in mijn opleiding nooit over het onderwerp ontspanning is gesproken. Daarmee bedoel ik niet het glaasje prik na het werk, maar wel die oefeningen waarmee je na de chaos op het werk je adrenalinespiegel van 480 weer op normaal niveau kunt krijgen. De herhalingscursussen in Nederland zijn in mijn ogen geweldig. Zoiets is in Zwitserland dringend nodig.”

    Terug

LID WORDEN