• New York, New York, Louis Janssen, Nieuwsbrief 3, januari 1989

    Manhattan, 9 december 1988 Ik ben nu een kleine vier maanden hier op The Juilliard School en het ziet er bijna op. De tijd is ontzettend snel gegaan. Een van de redenen dat het zo snel is gegaan is dat je flink moet werken en geen tijd hebt voor andere dingen. Meestal werk je zes dagen per week, maar vlak voordat de voorstelling waar je mee bezig bent in première gaat ben je zeven dagen per week bezig.

    Louis Janssen, Vereniging voor Podiumtechnologie, VPT, NieuwsbriefEr gaan iedere keer drie verschillende voorstellingen in de drie theaters van de school vlak achter elkaar in première. Een voorstelling wordt in totaal maar drie keer voor het publiek gespeeld. Daarna is het afgelopen en wordt er begonnen aan de volgende productie. De verschillende shops hebben het ongelooflijk druk om het allemaal voor elkaar te krijgen. Vooral de decorwerkplaats, de kostuumafdeling en de rekwisietenafdeling kunnen het werk amper aan. Er moeten vaak extra mensen van buiten ingehuurd worde. Dat komt mede doordat men praktisch alles zelf ontwerpt en maakt. De decor- of kostuumontwerper komt met een ontwerp en dan is het de taak van de shop supervisor om dat technisch te vertalen. Een mooi voorbeeld daarvan is een lift die gebruikt wordt in een opera. Het gehele apparaat is op school ontworpen en gebouwd. De budgetten die men heeft zijn redelijk groot, helemaal als je bedenkt dat een voorstelling maar drie keer gespeeld wordt.

    Nadat ik een productie bij belichting gewerkt heb, ben ik naar stage management gegaan. De eerste productie bij deze afdeling was een dansvoorstelling met vijf verschillende balletten en ongeveer zestig dansers. De taak van stage manager ligt veel meer dan bij ons op het organisatorische en administratieve vlak. In eerste instantie ben ik vrij druk bezig geweest met het plannen van kostuumpasssen voor de verschillende dansers. Dat was toch iets moeilijker dan ik verwacht had. Het probleem was namelijk dat de dansers doorlopend les hadden van half negen tot vijf uur. En daarbij was er geen danser die dezelfde klassen had als een ander. Wat je dus telkens moest doen was in het persoonlijke dossier van een danser kijken welke klassen hij volgde, dan uitzoeken in welk lokaal dat was en dan aan het begin of aan het einde van een les hem of haar daar opwachten. Als je geluk had kon je zo twee of drie dansers tegelijk te pakken krijgen. Dat was in het begin onderhand een dagtaak voor me, dansers achtervolgen. Gelukkig waren de dansers zelf heel behulpzaam en begrepen ze wel dat als ik iemand zocht, ik bij god niet wist wie dat was. Daarna begonnen we repetities bij te wonen en werd het wat makkelijker om dansers te pakken te krijgen. Een van de dingen die we moesten doen tijdens de repetities was het noteren van de blocking, grofweg een schetsmatig volgen van de dans. De bedoeling daarvan was om straks het cue’en te vergemakkelijken en zo te weten te komen waar iedereen opkomt en afgaat. Van alle opkomsten werd weer een aparte lijst gemaakt zodat we, als de voorstelling eenmaal begon, precies konden zien of iedereen op de juiste plaats klaar stond. De andere taken die we hadden waren onder andere het maken van een prop list en het contact onderhouden met de prop shop over de benodigde rekwisieten. Na iedere repetitie werd er een rehearsal report gemaakt waarin onder andere vermeld werd wie er te laat was en waarom, waarin alle verzoeken aan de verschillende afdelingen werden genoteerd en waarin het verloop van de repetitie vermeld werd. Na een kleine twee weken was het toneel zo ver klaar dat we de repetities daar naar toe konden verplaatsen. Er was een heel strak schema wie wanneer repeteerde en wat voor soort repetitie het was. Soms lag de nadruk op de muziek (bij vier van de vijf balletten was er live muziek), dan weer op het dansen zelf, of werd het licht gecue’d. Deze periode duurde ruim anderhalve week. Daarna kwamen de drie voorstellingen plus een video-opname. Tijdens de voorstellingen hadden we de beschikking over een running crew die alle werkzaamheden op het toneel deed zoals het bedienen van het voordoek en de trekken en het wisselen van het, eenvoudige, decor. Deze mensen werden van buitenaf ingehuurd.

    De dag nadat we klaar waren met de dansvoorstellingen begon ik te werken aan de opera The Crucible. De repetities waren al een paar weken bezig en werden begeleid door de production stage manager (PSM) en een stage manager. Nu kwamen we er met nog twee personen bij, zodat we met vier stage managers waren waarvan twee meisjes. De dames zijn trouwens goed vertegenwoordigd, in alle afdelingen. Deze opera moest het pronkstuk zijn van dit seizoen in The Juilliard School. Er was een groot decor dat bestond uit een enorme, schuin oplopende vloer met in het midden een lift en grote schuivende panelen waarmee het toneel groter en kleiner gemaakt werd. Het lichtontwerp werd gedaan door John Gleason, een bekende lichtontwerper, die les geeft aan New York University. Het was een groot lichtplan war De Nederlandse Opera zich niet voor zou hoeven schamen. De taken tussen de vier stage managers werden zo verdeeld at de twee meisjes zich voornamelijk bezig hielden met het administratieve wek, ik hield mij met de technische zaken op het toneel bezig en de PSM had de supervisie en deed de blocking voor het cue’en. In grote lijnen was het allemaal weer hetzelfde als bij de vorige voorstelling, deze was alleen iets groter. De stage managers hebben ontzettend veel papierwerk te doen: rehearsal report, blocking, prop list, scene breakdown, actors’ breakdown, crew contact sheet, cast list, production staff list, orchestra list, make up calls, costume fitting appointments, rehearsal schedule, crew calls, enz. enz. Af en toe werd ik er niet goed van en vroeg ik me af waar een bepaalde lijst nu weer goed voor was. Ik vond dat er zo nu en dan wel wat veel papierwerk geproduceerd werd. Daartegenover staat dat ik denk dat er in Nederland wel eens wat te gemakkelijk over gedacht wordt. Misschien dat de waarheid toch ergens in het midden ligt. Na een week van repeteren op het toneel en de nodige technische aanpassingen begonnen de voorstellingen. Tijdens de voorstelling gaf de PSM alle cues, zorgden de andere twee stage managers voor alle rekwisieten en dat iedereen klaar stond voor de juiste opkomsten en had ik de leiding over de running crew van zeven mensen voor alle decorwisselingen. Daarnaast had ik nog de twijfelachtige eer als figurant op het toneel aanwezig te zijn. In de laatste acte werd namelijk iemand aan een galg opgehangen en om veiligheidsredenen deed ik dat zodat we het ophangen zelf in de hand hadden.

    Terugkijkend op mijn verblijf hier vind ik al met al dat de verschillen in werken en in technologie tussen Nederland en Amerika erg groot zijn. Het is goed om eens in een heel andere omgeving te zijn zodat je gedwongen wordt over een aantal dingen opnieuw na te denken. Het enige nadeel van The Juilliard School vind ik dat het nogal academisch is en dat het in de praktijk toch weer anders zal zijn. Als iemand in de toekomst plannen heeft om in Amerika, op het gebied van stage management, een stage te lopen dan kan ik aanraden een gezelschap te vinden dat reist. Ik denk dat het op die manier wat dichter bij onze situatie zit.

    Over mijn trip naar Dalles vertel ik in een apart berichtje. Nogmaals, iedereen die me geholpen heeft met deze studiereis, speciaal mijn collega’s van de Stadsschouwburg Groningen, hartelijk bedankt.

    Terug

LID WORDEN