• Voorwoord, Freek van Duijn, Zichtlijnen 28, april 1993

    Al sinds jaar en dag is bekend dat het beroep theatertechnicus een ongezond beroep is. Er bestaat vrijwel geen reisinspiciënt die op een gewone manier zijn pensioen haalt.

    Het normale voorland voor de inspiciënt is de ziektewet, de WAO, een vervroegde VUT of een marginaal bestaan aan de rand van het theaterbedrijf.

    Ook al wordt het niet zo ervaren, eenzelfde situatie is ook aan de hand bij dansers (arbeidsongeschikt vanaf hun 35ste jaar), acteurs en musici. Ook deze beroepsgroep haalt meestal alleen het pensioen via WAO, VUT en andere sociale vangnetten. Het is een geaccepteerd fenomeen, we hebben het er niet over, we zijn kunstenaar. En omdat we het er niet over hebben, letten we niet echt op wanneer de rijksoverheid allerlei gaten schiet in de vertrouwde sociale vangnetten. Niet alleen de bijstandsregels worden aangescherpt, ook de regelgeving rond ziekte en arbeidsongeschiktheid verandert in een richting die bovenbeschreven oogkleppengedrag niet meer mogelijk maakt.

    Theatermaken op de manier waarop we dat nu doen wordt erg duur omdat er veel onzichtbare werkloosheid en arbeidsongeschiktheid bestaat die nu opgevangen wordt in sociale verzekeringen maar die bij de nieuwe regels door de werkgevers/producenten moet worden betaald.

    Naarmate de gedachte dat je niet ziek mag worden vanwege je werk en de gedachte dat wanneer je dat toch wordt de werkgever moet betalen, meer wordt omgezet in financiële regels en Arboregels, wordt theatermaken op de manier waarop dat nu gebeurt steeds moeilijker. De knevel wordt steeds strakker, de buitenwereld accepteert niet meer dat theatermaken betekent: grenzen overschrijden, fysieke, psychische en maatschappelijke.

    Misschien wordt het toch tijd om deze uitzonderingspositie duidelijker te bevechten, een klein reservaatje in de sociale regels en wetten waarbinnen kunst gemaakt kan worden, een reservaatje met zijn eigen regels.

    Terug

LID WORDEN