• Column: Cultuur kiezen, Freek van Duijn, Zichtlijnen 105, maart 2006

    Op 7 maart worden de gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Veiligheid, armoedebestrijding en sociale samenhang zijn de sleutelwoorden.

    En natuurlijk is de vraag ook of de Leefbaren het gaan redden, of ze mogen rekenen op een electorale uitbetaling van hun inspanningen. En is de PvdA, door het Wouter Bos-effect, terug van weggeweest? Zullen verschillende grote steden weer langzaam rood kleuren met behulp van de SP en verdwijnt D66 uit de gemeenteraden. Allemaal belangrijke vraagstukken.
    De campagne is eind januari begonnen. Op de zaterdagmarkt worden we weer blij verrast met groene en rode folders, rode rozen, T-shirts en petjes. Een kleurig plakcircus trekt langs de verkiezingsborden en zes weken lang kunnen we iedere avond bij de publieke omroep uren genieten van peilingen, meningen over de peilingen, reportages, diepte-interviews met wethouders, burgemeesters en lijsttrekkers en straatinterviews met zwevende kiezers. Het verkiezingscircus is in de stad, komt dat zien.
    De kans dat ergens in één van die vele gesprekken het woord cultuur of cultuurbeleid valt is klein. Als de sector hier of daar een inhoudelijk debat organiseert, preekt ze vooral voor eigen parochie. Ook de kans dat bij de collegeonderhandelingen lang gesproken gaat worden over het gewenste cultuurbeleid en de culturele doelstellingen voor de komende vier jaar is te verwaarlozen. Er is nu eenmaal geen direct politiek gewin te behalen bij zo’n spending department.  Leuke dingen voor de mensen moet je vlak na de verkiezingen echt ergens anders positioneren.
    De belangstelling voor cultuurbeleid wordt pas weer wakker als blijkt dat het concept van de creatieve stad minder oplevert dan gewenst, of als de verbouwing van het plaatselijke theater duurder uitvalt dan gedacht, of als de nieuwe trekkenwanden normale onderhouds- en vervangingskostenblijken te hebben waarop niet was gerekend. Of als blijkt dat het besluit om alcohol pas vanaf 18 jaar te schenken een behoorlijk aantal poppodia in de exploitatieproblemen brengt of als het programmeren van een nieuw theater behoorlijk duur blijkt te zijn. De belangstelling leeft ook op als er een stadsdeel gerevitaliseerd moet worden, dan is cultuur toch wel ineens de motor van de economie, een goed instrument om een stedelijk complexe bouwopgave succesvol te ontwikkelen. Of als blijkt dat er een kunstenplan is en er geld te halen valt bij Provincie en Rijk. Dan worden de ambtenaren weer hard aan het werk gezet met reeksen nota’s, startnotities en onderhandelingsstrategieën.
    Aan het einde van de collegebesprekingen wordt nog het aardige gezelschapsspel gespeeld: wie wil de portefeuille cultuur? Als er de komende vier jaar een cultureel evenement van betekenis aan komt willen ze allemaal wel. De opening van een nieuwe schouwburg, de verbouwing van het museum, succes kent dan ineens vele vaders en moeders. De politici weten sinds jaar en dag dat cultureel succes wonderlijk veel krantenaandacht kan genereren. Maar als cultuur een pijnpunt dreigt te worden dan is de animo om de portefeuille toe te voegen aan het eigen veel interessantere pakket, ineens aanzienlijk lager. Er valt geen eer te behalen aan een theater dat niet meer is dan een lekke bouwput, aan de exploitatie van een instelling die maar niet op orde wil raken, of aan de dalende bezoekersaantallen waardoor het draagvlak voor de aanzienlijke subsidie afbrokkelt. Dan is de portefeuille cultuur de bekende hete aardappel die als een tennisbal rondvliegt over de onderhandelingstafel. Dan is er op geen enkele manier eer te behalen aan deze intensieve portefeuille.
    Totdat een krachtdadig politicus opstaat en roept ‘ik zal dat wel eens even oplossen’. Want flinkheid is nu eenmaal een electoraal gewaardeerde politieke eigenschap. En deze kersverse wethouder gaat dan doen waar de sector altijd al bang voor is geweest, bezuinigen, nieuwe regels verzinnen, nieuwe prestaties formuleren, minder geld over de balk smijten. Hij of zij haalt de houden horecaformule uit de kast of stuurt een marktpartij op de organisatie af die wel eens even zal laten zien dat het allemaal veel goedkoper kan. De organisatie wordt op afstand gezet of juist dichterbij gehaald. Een nieuw bedrijfsplan wordt geschreven en gecontroleerd door een gerenommeerd adviesbureau dat zoveel aan bench-marking doet. En uiteindelijk, na twee jaar ploeteren en zonder de toen nog zo veelbelovende directeur, is de organisatie schoon en opgeruimd, helaas wat cultureel vermagerd, maar de boel is onder controle. Het politieke imago is gered. En de cultuur? Die moet weer van begin af aan proberen zijn plek te veroveren.

    Terug

LID WORDEN