• Column: Dogma voor theater, Egbert Davids, Zichtlijnen 121, november 2008

    De moppersmurf is de favoriete smurf van mijn dochter van vijf. Hij vindt niks leuk, wil nergens aan mee doen en heeft eigenlijk aan iedereen een hekel. Hij zou dus zomaar een Rotterdammer kunnen zijn die bij toeval in de theatertechniek verzeild is geraakt, zoals ik.

    Toen mij dat gebeurde was het leven nog simpel. Elke dag verscheen een behoorlijk grote vrachtwagen met daarin een bouwdoos. Niet alleen was het een Nederlandse bouwdoos, ook de gebruiksaanwijzing was in mijn eigen taal. Als wij de bouwdoos in elkaar zetten had ik veel baat bij wat ik op de kleuterschool geleerd had. Hamertje-tik en Lego waren goed genoeg om rechttoe-rechtaan-decortjes te doorgronden. Alles leek logisch en debielvriendelijk in elkaar te zitten. Hier kon zelfs ik van waarde zijn!

    Prettige bijkomstigheid was dat mijn nieuwe collega’s elke avond zó blij waren dat de bouwdoos compleet was en weer keurig opgeborgen in zijn doosje lag, dat er feest gevierd werd. Hier moest op gedronken worden, en dat elke keer weer. Ik leerde mensen kennen die mij uitlegden dat theater weliswaar leuk was, maar dat je er wél iets bij moest drinken. Zo gezegd, zo gedaan.
    Zeventien jaar later is het of ik wakker word met een kater. Op het moment dat ik dit schrijf heb ik last van Wit-Russische, Hongaarse, Duitse, Turkse, Canadese, Amerikaanse, Litouwse en andere Baltische bouwdozen. De gebruiksaanwijzing is onvindbaar of in ieder geval onleesbaar. Meestal zit in de bouwdoos een briefje in een vreemde taal. Ik weet inmiddels wat dat betekent. Wij moeten ruiken hoe het decor er uit moet gaan zien dat wij gaan bestellen, maken of verzinnen.

    Hetzelfde geldt voor de tribuneopstelling. Om mij onduidelijke redenen is het voortdurend niet cool om op een comfortabele tribune richting een goed uitgerust toneel te kijken. In ons theatertje hebben wij daarom een tribune laten construeren die nog net niet ondersteboven te gebruiken is – dit laatste is nog in onderzoek. Uiteraard ga ik er vanuit dat op die tribune een decor moet passen, zodat ik een tribune op het toneel neer kan zetten om van daaruit naar de voorstelling te kijken. Vanzelfsprekend heb ik dan alle doeken opgevouwen die hinderlijk in alle buizen en railzen hangen rondom en boven het toneel. Welke idioot ooit verzonnen heeft dat er lapjes stof nodig zijn om acteurs te verbergen weet ik niet, maar hij heeft mij een hoop werk bezorgd de afgelopen tijd.

    Nu allesmooi in beeld hangt komt vlak voor aanvang van de nergens aangegeven repetitie op de eerste bouwdag ede onvermijdelijke vraag. Is de mega-beamer al gearriveerd? Zonder dit enorme stuk herriemakende hoogwaardige technologie kan de gestreste regisseur (die zag ik vroeger na de première over het algemeen nooit meer) natuurlijk niet beginnen. Gelukkig is iedereen zo ervaren dat op voorhand alle merken, lampen, projectiedoeken en lenzen gereserveerd staan. Nadat de door ons verzorgde rekwisieten in de vorm van mobiele telefoons, gebruikte schoenen, potten augurken, autovelgen, honden, gefiguurzaagde neushoorns, kinderen, tissues en nog 521 andere ingrediënten gearriveerd zijn, kunnen we beginnen. De productiedame checkt nog even of we het transport naar Oostenrijk voor de voorstelling hierna al geregeld hebben voor het gezelschap en of we de transporteur op het hart willen drukken voorzichtig te zijn met het Ming-porselein dat ze daar de trap op moeten sjouwen naar de vierde verdieping. We zijn er gelukkig nu al van op de hoogte dat daar geen personeel zal zijn en dat dit dus óók ons probleem is. Wij produceerden toch immers mee?

    Inmiddels zit ik in navolging van de Deense cinema te broeden op een Dogma voor het theater. Dat gaat inhouden dat het verboden wordt om modern toneel te maken. Een paar simpele regels worden afgesproken om een en ander in goede banen te leiden. Lampen kunnen aan en uit. Bewegend licht is een volgspot. Acteurs moeten uit coulissen komen. Publiek zit op een stoel. Op een tribune. Hoofd richting toneel. Op één avond te bezoeken. Geen marathons. Zéker geen beamers. Alleen de muziek versterkt. Acteurs verstaanbaar omdat ze daarvoor naar school geweest zijn. Stukken met een begin, een tussenstuk en een eind.

    Over een aantal weken komt de eerste gewone voorstelling binnen. Het zijn vier trailers opera en het is een Nederlandse bouwdoos. Ik krijg er nu al dorst van.

    Terug

LID WORDEN